Proprioceptie is een zintuig. Eentje dat we ook vaak vergeten en nochtans heel belangrijk is bij de opbouw van een goede motoriek.
In onze gewrichten, ligamenten en bindweefsel zitten zintuiglijke receptoren die aan de hersenen info doorgeven en vertellen waar je lichaamsdelen zich bevinden, zonder dat je er naar hoeft te kijken. We kunnen voelen of een lichaamsdeel ‘zwaar’ aanvoelt, vermoeid is of alert. De receptoren voelen wanneer spieren en ander weefsel uitgerokken worden of in rust zijn en spelen een belangrijke rol bij de opbouw van ons lichaamsbesef. Dit zintuig legt mee de basis voor een goede motoriek.
Onze hersenen analyseren de informatie uit de receptoren en geven ons een beeld van onze lichaamshouding en beweging.
Proprioceptie regelt hoeveel kracht en druk we nodig hebben om een taak uit te voeren. Denk maar aan het pellen van een ei zonder het stuk te duwen, of schrijven op een blad zonder er een gat in te krassen.
De proprioceptie speelt een belangrijke rol in ons evenwicht. De informatie die hier wordt verkregen wordt gecombineerd met ons vestibulaire systeem en ons zicht om in balans te kunnen zijn en blijven.
Het proprioceptieve systeem heeft ook een belangrijke regulerende rol bij sensorische verwerking. Denk bijvoorbeeld aan kinderen die gaan wiegen als ze vinden dat er te veel lawaai is, of een omgeving te stresserend is… Of andersom kan de proprioceptieve input ook de aandacht verbeteren en het leren vergemakkelijken, wat het geval is bij kinderen die op een ‘wiebelkussen’ zitten, om beter bij de les te kunnen blijven.
Kinderen ontwikkelen proprioceptie door trek- en duwbewegingen wanneer ze in interactie zijn met hun omgeving. Wanneer ze zware takken optillen en ze plaatsen om een hut te bouwen bijvoorbeeld. Wanneer ze bladeren harken, of sneeuw scheppen.
Dit duwen en trekken creëert nieuwe zwaartekrachtbelastingen en aanpassingen die de botten en het spierweefsel in de loop van de tijd versterken, waardoor het bewustzijn van de verschillende spieren en positionering wordt vergroot voor een beter lichaamsbewustzijn.
Kinderen met een zwakke proprioceptie zijn vaak gevoeliger voor botbreuken, vallen, ontwrichtingen en kwetsuren. Ze lijken onhandig en lopen vaak op een robotachtige wijze.
Ze hebben het vaak nodig om naar hun lichaam te kijken om correct te kunnen bewegen.
Het is moeilijk voor hen hun kracht te doseren wanneer ze wandelen, knuffelen, springen,… Wanneer ze tikkertje spelen, tikken ze vaak met veel te veel kracht.
Ze hebben het moeilijk om te voelen waar hun lichaam zich in de ruimte bevindt, of tegenover iemand anders. Ze hebben vaak moeite met het begrijpen en aanvoelen van grenzen bij het spelen en omgaan met andere kinderen.
Zonder een correcte proprioceptieve feedback vallen kinderen snel van een stoel, vallen, struikelen wanneer ze de trap opgaan.
Om het proprioceptieve systeem te onderhouden of te versterken, helpt het (spel)ervaringen op te doen waarin er weerstand wordt uitgeoefend op de gewrichten, spieren en bindweefsel. Activiteiten die we ‘zwaar werk’ noemen en waar trekken, duwen en het dragen van zware dingen bij te pas komt. Kinderen kunnen een ander kind in een kar duwen, een dam bouwen met zware stenen, graven in de modder of zand, bellen blazen, …